Het bordje lijkt onschuldig, maar trekt meteen de aandacht: “Laatste stuks!”
Het roept een gevoel van urgentie op, alsof je de kans van je leven misloopt als je nu niet toeslaat.
Maar wie denkt dat dit altijd betekent dat de voorraad bijna op is, heeft het mis. Achter die twee woorden schuilt een uitgekiende strategie die winkels al jaren gebruiken om je sneller te doen beslissen.
De psychologie van schaarste
Mensen reageren instinctief op schaarste.
Als iets dreigt te verdwijnen, stijgt de waarde die we eraan toekennen — zelfs als dat puur subjectief is.
Marketingexperts noemen dat het scarcity effect: we willen wat we niet kunnen krijgen.
Een gedragsdeskundige legt uit: “Het bordje ‘Laatste stuks’ speelt rechtstreeks in op je angst om iets te missen. Het wekt de indruk dat anderen het ook willen, waardoor je sneller koopt — zelfs zonder goed na te denken.”
In realiteit betekent het zelden dat er maar één of twee producten over zijn. Vaak gaat het gewoon om het einde van een leveringscyclus, of om ruimte te maken voor nieuwe collecties.
Drie soorten ‘laatste stuks’
Niet elk bordje met “Laatste stuks” heeft dezelfde betekenis.
Volgens retailexperts zijn er drie veelvoorkomende situaties:
- Echte stockopruiming
Dit is de meest eerlijke variant: een winkel wil effectief de laatste exemplaren kwijt omdat het product uit het assortiment verdwijnt. Dat zie je vaak bij seizoensartikelen (zoals tuinmeubelen in oktober of kerstversiering in januari).
- Pseudotekort
Sommige winkels zetten het bordje al op zodra de voorraad wat lager wordt. Niet omdat het product verdwijnt, maar omdat het mensen aanzet tot kopen. Het is een zachte duw richting de kassa.
- Marketingtruc bij online shops
In webshops zie je vaak zinnen als “Nog 2 stuks op voorraad”. Soms klopt dat, maar vaak is het een dynamische boodschap die de indruk wekt van schaarste — ook al wordt het product dagelijks aangevuld.
Een retailexpert zegt: “Zolang de informatie niet misleidend is, is dat niet verboden. Maar het is wél bedoeld om druk op te voeren.”
Waarom het werkt
De kracht van “laatste stuks” zit in de snelheid waarmee het je brein activeert.
Normaal gezien weeg je bij een aankoop rationele factoren af: prijs, kwaliteit, noodzaak.
Maar zodra je denkt dat er schaarste is, neemt je emotionele brein het over.
Een consumentenpsycholoog zegt: “Ons brein maakt dan een shortcut: het denkt dat zeldzaam automatisch waardevol betekent. Daardoor verliezen we objectiviteit.”
Daarom is het effect van zo’n bordje groot — vooral bij producten die we eigenlijk niet dringend nodig hebben.
Hoe winkels het inzetten
In fysieke winkels verschijnt “Laatste stuks” vaak net voor het weekend of vlak voor een folderupdate.
Dan wil men oude stock snel wegwerken om ruimte te maken voor nieuwe promoties.
Online wordt de boodschap slim gecombineerd met timers (“Nog 2 dagen geldig”) of beperkte aantallen.
Ook kledingwinkels gebruiken het om klanten sneller te doen passen en beslissen.
Zodra je hoort “het is het laatste in jouw maat”, lijkt het bijna onverantwoord om het te laten hangen.
Een voormalig winkelmanager zegt: “We weten hoe klanten denken. Zodra iets tijdelijk lijkt, stijgt de kans op verkoop met 30 tot 40 procent.”
Hoe jij het verschil ziet tussen echt en marketing
- Check de timing.
Staat het bordje er al weken? Dan is het waarschijnlijk een permanente tactiek, geen echte stockopruiming.
- Vraag het personeel.
Eerlijke winkels zeggen meestal of het product nog binnenkomt.
- Kijk online.
Als hetzelfde product op de website nog in grote aantallen beschikbaar is, weet je genoeg.
- Wees rationeel.
Vraag jezelf af: zou ik dit ook kopen als het bordje er niet stond?
Wie die kleine mentale check doet, koopt vaak bewuster — en bespaart op impulsaankopen.
Slim omgaan met promoties
Dat “Laatste stuks”-bordje hoeft niet altijd misleidend te zijn.
Soms betekent het wél dat je een koopje kunt doen — zeker bij betrouwbare ketens die hun voorraad transparant beheren.
Maar wie het te vaak gelooft, eindigt met kasten vol “goede deals” die nooit gebruikt worden.
Zoals een consumentenexpert het samenvat:
“Winkels verkopen geen spullen, ze verkopen een gevoel van urgentie. En dat gevoel is vaak duurder dan het product zelf.”