Het klinkt bijna als een cliché: “Vroeger was alles beter.” Maar als het over eten gaat, zit daar misschien toch een flinke dosis waarheid in. Want terwijl vandaag duizenden diëten, shakes, proteïnebars en superfoods voorbijkomen, stond bij onze grootouders gewoon een dampende pot op tafel. Soep, stoofvlees, hutsepot, preipuree, rijstpap… eenvoudige gerechten, gemaakt van ingrediënten die iedereen kende. En precies die eenvoud blijkt nu verrassend voedzaam.
Waarom “ouderwets” eten zo goed werkt
Onze grootouders kookten lang voordat er calorie-apps, dieetprogramma’s en fitnesstrends bestonden. Toch aten ze vaak heel uitgebalanceerd. Niet omdat ze er speciaal mee bezig waren, maar omdat:
- groenten seizoensgebonden waren, en daardoor vol smaak en voedingsstoffen;
- vlees en vis met mate gegeten werden, als onderdeel van een maaltijd, niet als hoofdrol;
- soepen en stoofpotjes lang sudderden, waardoor vitaminen en mineralen niet verloren gingen maar in het kookvocht bleven;
- niets werd verspild: bouillons, overschotjes, botten, schillen… alles vond een bestemming.
Er zat veel meer logica dan mode in hun manier van koken.
Stoofpotten: langzaam koken, veel voeding
Neem nu stoofvlees, hutsepot of linzestoofpot. Dit soort gerechten worden langzaam klaargemaakt. Dat zorgt niet alleen voor smaak, maar ook voor:
- minder stress op de spijsvertering (warm, zacht, licht verteerbaar voedsel)
- een stabielere bloedsuikerspiegel, waardoor je minder snel honger hebt
- meer opname van mineralen, zeker wanneer er verse bouillon gebruikt werd
Vandaag eten we vaker snel, droog en “voor onderweg”: een sandwich, crackers, een bar. Dat geeft energie, maar zelden voldoening. Oude familierecepten doen net het omgekeerde: ze verzadigen en stellen gerust.
Soep: het onderschatte wondermiddel
In veel gezinnen begon elke maaltijd vroeger met soep. Tomatensoep met balletjes, kervelsoep, preisoep of ‘van alles door elkaar’-soep — iedereen kent ze. Dat was niet zomaar traditie.
Soep:
- hydrateert
- helpt de vertering op gang
- bevat veel groenten per portie
- vult, zonder dat je overeet
En het mooiste? Je kan het maken in grote hoeveelheden en invriezen. Oma deed het niet om tijd te besparen, maar puur uit praktisch inzicht. Maar dat inzicht is vandaag relevanter dan ooit.
“Maar vroeger aten ze toch veel aardappelen en boter?”
Klopt. En dat was helemaal niet zo slecht als vaak wordt beweerd.
Aardappelen bevatten:
En boter? Dat was een natuurlijk vet, rijk aan smaak en verzadiging. Geen margarine met lange ingrediëntenlijsten, maar iets eenvoudigs dat je lichaam herkent.
Het probleem vandaag is niet de aardappel of de boter. Het is de hoeveelheid bewerkt voedsel die daarnaast binnenkomt: snacks, sausjes, snelle koolhydraten, suiker, en vooral… eten zonder stil te staan bij honger of volheid.
Waarom we terug hunkeren naar die keuken
Veel mensen merken dat moderne voeding hen:
- onrustig maakt
- sneller honger bezorgt
- minder verzadigt
- weinig emotionele troost biedt
Terwijl een pan vol stampot, een kom verse soep of een warme ovenschaal net dat thuisgevoel geeft. Niet voor niets noemen we het comfortfood — maar dan in zijn oorspronkelijke betekenis: eten dat lichamelijk én emotioneel troost.
Bij oma aan tafel voelde je je meestal rustig. Je at, je was verzadigd, en het was goed. Dat gevoel zoeken we vandaag terug.
Hoe je die traditie makkelijk terugbrengt
Je hoeft geen uren te koken. Kleine stappen helpen al:
- Eén grote pot soep per week.
- Eén stoofgerecht dat je twee dagen eet.
- Overschotjes bewaren in plaats van weggooien.
- Meer koken met seizoensgroenten: kool, prei, wortel, pompoen.
Het draait niet om perfect eten, maar om ouderwetse logica: warm, voedzaam, eenvoudig, zonder haast.
Tot slot
We leven in een tijd vol voedingsadviezen en diëten die soms meer verwarren dan helpen. Terugkijken naar de keuken van onze grootouders kan rust brengen. Daar waar eten nog iets was om samen te delen. Waar smaak belangrijker was dan cijfers. Waar eten je een goed gevoel gaf — zonder schuld.
Misschien is dat precies wat we vandaag opnieuw nodig hebben.