Wie deze zomer mosselen op het menu wil zetten, zal dat misschien voelen in aanbod en prijs. In Nederland, al jaren dé referentie voor mosselkweek, staat de sector namelijk onder zware druk. De productie zakte vorig jaar naar het laagste niveau in dertig jaar.
Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek werd in totaal nog 21.700 ton mosselen gekweekt. Dat is bijna een derde minder dan het jaar voordien. Wie verder terugkijkt, schrikt nog meer: vergeleken met 1994 is de productie zelfs met bijna 80 procent gedaald. Die achteruitgang kwam niet plots, maar is het resultaat van een jarenlange neerwaartse trend, met al stevige klappen rond de eeuwwisseling.
De oorzaken liggen vooral bij veranderende omstandigheden in zee. Mosselen leven van plankton en ander microvoedsel, maar dat aanbod is afgenomen. Daarbovenop komt het toenemende zoete water dat door hevige regenval in de kweekgebieden terechtkomt. Voor mosselen, die zout water nodig hebben, is dat een groot probleem. Experts wijzen steeds vaker naar klimaatverandering als onderliggende factor.
De kweek vindt vooral plaats in de Oosterschelde en de Waddenzee, meestal op bodempercelen. Daarnaast bestaat er nog een kleinere hangcultuur, waarbij mosselen aan lijnen groeien. Die methode wint voorzichtig aan aandacht, maar kan het grote verlies voorlopig niet compenseren.
Opvallend: terwijl mosselen het moeilijk hebben, blijft de oesterkweek relatief stabiel. Van de 12.400 hectare aan schelpdierpercelen in Nederland is zo’n 2.000 hectare bestemd voor oesters. Vorig jaar werden er 27,3 miljoen oesters gekweekt, voornamelijk in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer.
De cijfers tonen duidelijk aan dat de Nederlandse mosselsector op een kantelpunt staat. Zonder aanpassing aan het veranderende klimaat dreigt een klassieker uit onze keuken steeds schaarser te worden.