Wie de Vlaamse wegen opgaat, kan er niet meer naast kijken: trajectcontroles duiken overal op. Nieuwe cijfers van het federale ministerie van Binnenlandse Zaken tonen dat hun aantal in amper twee jaar tijd is vervijfvoudigd. Waar Vlaanderen in 2022 nog 246 goedgekeurde installaties telde, zijn dat er vandaag 1.233.
Volgens minister Bernard Quintin (MR) is dat het resultaat van “een stevige investering in verkeersveiligheid en efficiënte handhaving”. Toch klinkt er ook kritiek op de manier waarop sommige trajecten worden ingepland.
Niet elke controle flitst écht
Hoewel Vlaanderen gemiddeld vier trajectcontroles per gemeente telt, is het niet zeker dat ze allemaal actief zijn. De reden ligt bij de federale politie. Hun IT-systeem, dat de gegevens van snelheidsovertredingen verwerkt, heeft niet genoeg capaciteit. Daardoor staan tientallen installaties wel klaar, maar leveren ze nog geen boetes op. De minister belooft beterschap: “Met bijkomende investeringen in de komende maanden zal dat probleem worden opgelost.”
Verkeersexpert Johan De Mol (UGent) vindt trajectcontroles een goed middel tegen snelheidsovertredingen, maar plaatst kanttekeningen. “Het is een sterk instrument, op voorwaarde dat het deskundig wordt geplaatst. Vandaag is dat niet overal het geval", klinkt het in
Het Nieuwsblad. Volgens De Mol worden bestuurders soms letterlijk “in de val gelokt”. “Sommige trajecten starten vlak na een zoneverlaging, van 70 naar 50 kilometer per uur. Mensen hebben nauwelijks tijd om af te remmen. Zo creëer je frustratie in plaats van veiligheid.”
In Nederland bestaat daar een duidelijke regel voor: pas 190 meter na een nieuw snelheidsbord mag een trajectcontrole beginnen. In Vlaanderen ontbreken zulke normen voorlopig.
Vlaanderen loopt ver voor op de rest
Ter vergelijking: in Wallonië staan momenteel 97 trajectcontroles, in Brussel slechts twaalf. Kamerlid Wouter Raskin (N-VA), die de cijfers opvroeg, noemt dat verschil “onaanvaardbaar groot”. “Vlaanderen toont dat handhaving werkt. De andere gewesten moeten dringend volgen.”
Dat Wallonië nu belooft fors meer installaties te plaatsen, kan de kloof in de komende jaren verkleinen. Maar voorlopig blijft Vlaanderen de duidelijke koploper — al is het werk volgens experts nog lang niet af.