In de politieke discussie over koopkracht en levensduurte duikt opnieuw een opvallende piste op.
Conner Rousseau, voorzitter van Vooruit, pleit ervoor om voorzichtig te kijken naar de manier waarop lonen in België automatisch worden geïndexeerd. Daarbij wijst hij vooral naar de hoogste lonen.
Een evenwicht zoeken in moeilijke tijden
Voor veel gezinnen wordt het leven steeds duurder. De prijzen in de supermarkt, op de energiefactuur en bij dagelijkse aankopen liggen hoog en dat voel je aan het einde van de maand. Rousseau benadrukt dat mensen die werken, en hard hun best doen, niet het gevoel mogen krijgen dat ze achterblijven. Volgens hem mag de automatische loonindexering zeker niet verdwijnen, want die beschermt net werknemers tegen stijgende kosten.
Toch suggereert hij dat er bij de allerhoogste lonen ruimte kan zijn voor nuance. Niet voor mensen die 2.000 tot 3.000 euro netto verdienen, maar voor wie veel meer verdient. Rousseau stelt dat iemand met een heel hoog loon misschien een iets kleinere indexaanpassing kan krijgen dan wie elke maand elke euro nodig heeft. Als voorbeeld noemt hij zichzelf. Zijn poetshulp moet volgens hem haar volledige index behouden, zegt hij.
Daarnaast staat Rousseau ook open voor een ander idee dat eerder opdook: de zogenaamde “index in centen”. Daarbij zou niet gewerkt worden met percentages, maar met een vast bedrag dat voor iedereen gelijk is. Dat kan volgens hem eerlijker uitvallen, vooral voor de lagere en middeninkomens.
Ook minister van Begroting Vincent Van Peteghem (CD&V) gaf aan dat zo’n vaste indexaanpassing bespreekbaar kan zijn. Volgens hem is het belangrijk dat de automatische indexering op lange termijn betaalbaar blijft, maar dat werknemers wel hun bescherming tegen duurdere levensomstandigheden behouden.